De gelijkenissen en verschillen in de novellen "De dood in Venetië" van Thomas Mann en "Het engeltje" van Wessel te Gussinklo


Term Paper, 2007

17 Pages, Grade: 2,0


Excerpt


Inhoudsopgave: pagina

1 Inleiding

2 Analyse: Gelijkenissen en verschillen
2.1 De novellen over een schrijver: genre, inhoud en crisissituatie
2.2 Setting: tijdelijke, ruimtelijke en narratieve parallellen
2.3 De innerlijke wereld van de personages en de belangrijkste motieven
2.4 De tegenstelling tussen het schone en het lelijke: de opvatting van de schoonheid

3 Slotbeschouwingen

4 Bibliografie

1 Inleiding

Als men een literair werk wil gaan bespreken stelt men zich vooral twee vragen: waarover gaat het boek en wat is er kenmerkend voor. Als je dat kan, kan je ook noch op een andere manier een tekst gaan interpreteren. Je kan een literair tekst met een andere tekst gaan vergelijken. Het doel van het volgende werkstuk is een vergelijking van twee novellen. In deze nota probeer ik de parallellen tussen twee verhalen te vinden, namelijk tussen de novelle De dood in Venetië van de Duitse schrijver Thomas Mann en Het engeltje van de Nederlandse auteur Wessel te Gussinklo.

Tussen het verschijnen van deze beide teksten liggen bijna honderd jaar terug maar het is verrassend hoeveel overeenkomsten tussen deze verhalen bestaan. De vergelijking van deze novellen wil ik op de volgende manier uitwerken. Ten eerste wil ik me op de inhoud, het genre en de hoofdpersonages concentreren (hoofdstuk 1: De novellen over een schrijver: genre, inhoud en crisissituatie). Daarna wil ik de tijdelijke en ruimtelijke parallellen van de beide verhalen bespreken (hoofdstuk 2: Setting: tijdelijke, ruimtelijke en narratieve parallellen). Vervolgens wil ik de belangrijksten motieven en centrale thema´s als b.v. het sublieme, de vlucht en de zoektocht en de roes die in de beide teksten present zijn gaan vergelijken ( hoofdstuk 3: De innerlijke wereld van de personages en de belangrijkste motieven).Ten laatst ga ik over Gussinklo´s en Mann´s opvatting van het schone en laat zien hoe dat in de novellen wordt gepresenteerd (hoofdstuk 4: De tegenstelling tussen het schone en lelijke:). In de slotbeschouwingen wil ik de conclusie uit de vergelijking van deze beide teksten trekken.

2 Analyse: Gelijkenissen en verschillen

2.1 De novellen over schrijver: genre, inhoud en crisissituatie

Om over de beide novellen te kunnen spreken wil ik eerst kort inhoud van de verhalen en karakterisering van de hoofdpersonages weergeven.

De novelle ´De dood in Venetie´ Thomas Mann verscheen 1912 en gaat over een schrijver- Gustav Aschenbach. Hij is 50. Volgens Mann is het hoofdpersonage van ´ De dood in Venetië ´der Autor der klaren und mächtigen Prosa-Epopöe vom Leben Friedrich von Preußen; der geduldige Künstler, der in langem Fleiß den figurenreichen, so vielerlei Menschenschicksal im Schatten einer Idee versammelnden Romanteppich´[1] Aschenbach is moe en overspannen, overgevoelig en zonder kracht. Hij zit in een crisissituatie. ´Überreizt von der schwierigen und gefährlichen, eben jetzt eine höchste Behutsamkeit, Umsicht, Eindringlichkeit und Genauigkeit des Willens erfordernden Arbeit der Vormittagsstunden, hatte der Schriftsteller dem Fortschwingen des produzierenden Triebwerkes in seinem Innern, jenem ´motus animi continuus´, worin nach Cicero das Wesen der Beredsamkeit besteht, auch nach der Mittagsmahlzeit nicht Einhalt zu tun vermocht und den entlastenden Schlummer nicht gefunden, er ihm, bei zunehmender Abnutzbarkeit seiner Kräfte, einmal untertags so nötig war.´[2] Om deze reden verlaat hij zijn woonplaats in München en gaat op reis naar Venetië om daar rust en ontspanning te vinden. In Venetië ontmoet hij een Pools jongentje- Tadzio, die voor Aschenbach als symbool van absolute schoonheid geldt. Aschenbach raakt verliefd op de schoonheid van het jongentje en observeert hem steeds. Hij wil uit Venetië vluchten maar de zin naar Tadzio te kijken dwingt hem tot verder verblijf. In Venetië ontbreekt de pest van cholera en Aschenbach wordt slachtoffer ervan. Hij overlijdt op een ligstoel aan het strand. Vlakbij de dode Aschenbach speelt Tadzio in de zee.

Het ik uit ´Het engeltje´ van Gussinklo, dat 1995 verschenen is, is ook een schrijver, die 33 jaar oud is en een dochtertje heeft. Gussinklo karakteriseert hem slechts op zijn innerlijk. Gussinklo´s ik zit ook in een crisissituatie `(...) altijd binnen blijven, dan had uitgaan totaal geen zin meer. Ik moest er niet aan denken: uitsluitend binnen zitten en schrijven.´[3] Hij wil schrijven maar dat mislukte hem. Dat is de reden om s´nachts in Amsterdam uit te gaan en om in de alcohol en nachtleven te vluchten. ´Maar zonder drank-zonder het bier, zonder de wijn, die alles stoffeerden en elk voorval, elke handeling glans verschaffen, waard om ondernomen te worden (ontdaan van zinloosheid, de verwisselbaarheid van alledag; de sombere vergrauwing omdat niets in mijn leven ergens toe leidde- en een uitzicht was er niet) want ik deed, ik handelde- en alles was alleraardigsten veelbelovend; en dan was weer een glas; en morgen zou ik wel verder zien...- drank die mij in staat stelde vijf gesprekken tegelijk te voeren, en dat nog leuk te vinden ook- wat moest ik zonder drank?(...) en dat schrijven dat niet meer wilde lukken.´[4] Op een dag ontmoet hij een jonge vrouw, die voor hem het zinbeeld van de hoogste schoonheid is (het engeltje). De jonge vrouw heeft oude afschrikwekkende handtastelijke moeder-begeleidster en hun chauffeur. Na diverse consumpties van alcoholdrankjes vertrekken zij met zijn drieën in de richting van een woonwagenkamp te Purmerend. Tijdens de ontzettende rit in een Amerikaanse automobiel wordt het ik gedurig intiem betast door de oude vrouw. Hij wordt ten slotte de wagen uitgesmeten. De afschuwelijke situatie betekent een keerpunt in zijn leven. Voortaan zal hij zich op het schrijven storten, zonder s´nachts uit te gaan.

Allebei teksten behoren tot hetzelfde genre- de novelle met een hoogpunt. In ´De dood in Venetië´ is dat de pest van cholera. Het duidelijke hoogtepunt en in ´Het engeltje´ is de seksscène met de oude en afschuwelijke vrouw. Niet alleen het genre maar vooral de inhoud, de hoofdpersonages en hun ervaringen zijn in de verhalen bijna gelijk. Beide personages zijn schrijvers, overspant en zoeken een vlucht uit het leven. Beide ontmoeten hun schoonheidsideaal. Het verschil tussen verhalen is het slot. Aschenbach overlijdt stil en eenzaam. Het ik uit ´Het engeltje´ beleeft een keerpunt van zijn bestaan. Hij keert in het gewone leven terug, ziet van het nachtleven af en gaat uit Amsterdam weg.

Er zijn noch meer parallellen en verschillen in beide verhalen wat ik in dit werkstuk verder wil op de kaper brengen. In de verdere deel wil ik de andere wezenskenmerken zoals tijd, ruimte en vertelsituatie in deze verhalen gaan vergelijken.

2.2 Setting: tijdelijke, ruimtelijke en narratieve parallellen

De temporele en ruimtelijke situering zijn bij de bespreking van een literair werk van groot belang. In het handboek van verhaalanalyse wordt geschreven ´Gebeurtenissen spelen zich niet alleen af rond bepaalde actantiële rollen, maar ook in een bepaalde tijd en ruimte. Een dergelijke tijdruimtelijke situering wordt gewoonlijk aangeduid met de Engelse term setting[5] Hoe is de setting in de verhalen van Mann en Gussinklo en of je hier ook parallellen terugvinden kan , zijn de vragen waarmee ik me in dit hoofdstuk wil bezighouden. Ik begin met de tijdelijke situering.

De vertelde tijd in het verhaal van Mann wordt op begin van de 20e eeuw gedateerd, dus de tegenwoordige tijd voor de auteur. De vertelde tijd omvat ongeveer twee maanden in de zomer. Het verhaal wordt ook uit het perspectief van het nu geschreven. De alwetende verteller beschrijft de wereld rondom het hoofdpersonages in de mindere mate. De nadruk wordt op intiemste innerlijke gevoelens van Aschenbach gelegd.

In ´Het engeltje´ daarentegen hebben wij met de ik-verteller te maken. Het vertelperspectief het ik-nu blikt op het ik-toen terug dus de retrospectieve focalisatie[6] is present in het verhaal. Er wordt nadruk op het innerlijke leven gelegd daarom ook lijkt het verhaal van Gussinklo op een autobiografie.

De ruimte in allebei verhalen is de stad. Er worden twee ´Venetiës´ genoemd. Bij Mann is dat het Italiaanse Venetië en bij Gussinklo de noordelijke Nederlandse stad met veel grachten- Amsterdam, dat Venetië van het noorden wordt genoemd. In beide teksten wordt de stad als heterotoop uitgebeeld. De ruimte als heterotoop- stad die een utopische ruimte betekent[7]. In de stad als labyrint en bedreiging is een bekende motief in literatuur van de 20e eeuw. In beide teksten wordt de stad als heterotoop uitgebeeld. De ruimte als heterotoop- stad als labyrint en bedreiging is een bekend motief in literatuur van de 20e eeuw. Voor de novellen van Mann en Gussinklo zijn twee betekenissen van dit begrip van wezenlijk belang. Ten eerste is de stad als doolhof en bedreiging waarin de weg naar het centruum van de labirynt als de weg tot initiatie- herkenning leidt. Dat kan je in Mann´s novelle terugvinden. In Mann´s novelle is er sprake van labyrint. Venetië herinnert Aschenbach aan een doolhof. ´Am nächsten Gondel- Halteplatz nahm er ein Fahrzeug und ließ sich durch das trübe Labyrinth der Kanäle unter zierlichen Marmorbalkonen hin, die von Löwenbildern flankiert waren, um glitschige Mauerecken, vorbei an trauernden Palastfassaden, die die großen Firmenschilder im Abfall schaukelnden Wasser spiegelten, nach San Marco leiten.`[8] De stad is voor Aschenbach een bedreiging en de weg naar San Marco, naar het centrum van de stad brengt rust en overlegging mee, dus initiatie. Het verblijf op de centrale plaats van Venetië leidt Aschenbach tot een reflectie. Hij denkt over het schone en de liefde tot Tadzio na. Hier herkent hij de grote bedreiging en dat hij Venetië moet verlaten om zich te redden. In Venetië voelt Aschenbach steeds de bedreiging van de dood.

In ´Het engeltje´ wordt de stad als een dubbele ruimte uitgebeeld. Amsterdam is anders op de dag en anders s´nachts. Amsterdam heeft dubbele betekenis.

Ten eerste op de dag is de stad het symbool van het gewone maar kunstmatige leven, ten tweede is de stad in de nacht de ware wereld- onderwereld.

´ Dat is het aantrekkelijke van het nachtleven in een als Amsterdam- en eigenlijk het nachtleven in elke grotere sta, dat alles gewoon is en zonder illusies aan vaar wordt: seks, spanning, sensatie, schaamteloosheid omdat schaamte bij een andere, gelijkmatiger en eenvoudiger werkelijkheid hoort. Een nachtleven, op de grens van het verboden, het burgerlijk onaanvaardbare, op de grens van de onderwereld- en eigenlijk al over die grens: een enclave, een ander land dat in kroegen en straatjes en buurten bestaat tegelijk met de gewone alledaagse stad van werkers en slapers.´[9] In dit verhaal hebben wij met mannelijk beeld van Amsterdam en vooral met het donkere Amsterdam te maken. S´ nachts is Amsterdam een onderwereld en dat betekent voor het ik de ware en brutale leven. Op de dag is de stad kunstmatig en zijn ware natuur blijft verborgen. In de nacht daarentegen laten zij zich met emoties en driften zien. Net als Aschenbach voelt de ik-figuur een bedreiging in de donkere nachtelijke stad. Het ik heeft paniek angst voor diverse mensen. Overal ziet hij iemand met een mes.

Tot slot van dit kleine hoofdstuk kan constateerd worden dat de vertelde tijd en vertelsituatie van de verhalen op elkaar verschillen. Het verschil bestaat op nu en toen perspectief. ´De dood in Venetië´ is in verleden tijd geschreven maar vertelt over gebeurtenissen die de hoofdpersoon tegelijkertijd heeft beleefd. ´Het engeltje´ daarentegen is een retrospectief en vertelt over gebeurtenissen in het verleden die vanuit de dag van de daag perspectief worden verteld. De verhouding van de tijd in dit verhaal is dus nu tot toen. De ruimte in de verhalen is bijna gelijk. Dat is de stad die bedreiging betekent en dus als heterotoop uitgebeeld wordt. Nadat ik de setting in de verhalen heb vergeleken , wil ik nu graag op de belangrijkste motieven in de verhalen overgaan.

[...]


[1] Thomas Mann: Tod in Venedig, Fischer Taschenbuch Verlag, Frankfurt am Main 1980, p.11.

[2] Ibidem. p.7.

[3] Gussinklo, Het engeltje, J.M. Meulenhoff Amsterdam 1996, p. 26.

[4] Ibidem. p. 26

[5] Ver L. Herman en B. Vervaeck, Vertelduivels. Handboek verhaalanalyse, Nijmegen 2001, p.63.

[6] Ibidem. p.68.

[7] Daarover schrijft Foucault in zijn opstel: Foucault, M., Andere Räume, in: Gente,G., Paris, H., Weinmann, M. (Hrsg.): Michel Foucault Shortcuts, Frankfurt am Main 2001.

[8] Mann, p.35.

[9] Gussinklo, p.32.

Excerpt out of 17 pages

Details

Title
De gelijkenissen en verschillen in de novellen "De dood in Venetië" van Thomas Mann en "Het engeltje" van Wessel te Gussinklo
College
Free University of Berlin
Grade
2,0
Author
Year
2007
Pages
17
Catalog Number
V129394
ISBN (eBook)
9783640381852
ISBN (Book)
9783640381937
File size
483 KB
Language
Dutch; Flemish
Keywords
Venetië, Thomas, Mann, Wessel, Gussinklo
Quote paper
Irena Glodowska (Author), 2007, De gelijkenissen en verschillen in de novellen "De dood in Venetië" van Thomas Mann en "Het engeltje" van Wessel te Gussinklo, Munich, GRIN Verlag, https://www.grin.com/document/129394

Comments

  • No comments yet.
Look inside the ebook
Title: De gelijkenissen en verschillen in de novellen "De dood in Venetië" van Thomas Mann en "Het engeltje" van Wessel te Gussinklo



Upload papers

Your term paper / thesis:

- Publication as eBook and book
- High royalties for the sales
- Completely free - with ISBN
- It only takes five minutes
- Every paper finds readers

Publish now - it's free